‘BTW VERLEGD’: NIEUWE FACTUURVERMELDING VOOR BELGISCHE AANNEMERS

Belgische aannemers die werken in onroerende staat verrichten mogen geen btw aanrekenen aan hun medecontractant indien deze periodieke btw-aangiftes indient. De regeling “btw verlegd” liep op een aantal vlakken mank en wordt daarom aangepast vanaf 1 januari 2023. Aannemers zullen in de toekomst een extra vermelding op hun factuur moeten aanbrengen.

REGELING TOT 31.12.2022

Wanneer Belgische aannemers werken in onroerende staat of daarmee gelijkgestelde handelingen verrichten in België, mogen zij geen btw aanrekenen aan hun medecontractant. Zij moeten – onder bepaalde voorwaarden – de btw verleggen naar hun medecontractant (KB nr. 1, art. 20).

Als de afnemer een in België gevestigde afnemer is, dan moet hij periodieke btw-aangiftes indienen (maand- of kwartaalaangiftes). Afnemers die geen periodieke aangiftes indienen, komen dus niet in aanmerking voor de verleggingsregel. Maar hier wringt het schoentje. Sommige belastingplichtigen hebben weliswaar een BE-btw-nummer doch zij dienen geen periodieke btw-aangiftes in. Dit is o.m. het geval voor de zgn. “kleine ondernemingen” (omzet < 25.000 EUR) en “forfaitaire landbouwers”. Als zij – ondanks een strikt verbod ingevoerd in 2018 – hun BE-btw-nummer toch meedelen aan de aannemer, dan is het voor laatstgenoemde niet altijd duidelijk of hij de verleggingsregel mag toepassen. Een verdere aanpassing drong zich dus op.

Als de afnemer niet in België is gevestigd, dan moet hij periodieke btw-aangiftes indienen (hij moet dus een BE-btw-nummer hebben), maar hij moet tevens een aansprakelijke vertegenwoordiger in België hebben. Dit is voor een aannemer niet makkelijk te controleren. Ook hieraan wordt verholpen door de nieuwe regeling.

NIEUWE REGELING VANAF 01.01.2023

Het verbod voor de “kleine ondernemingen” en “forfaitaire landbouwers” om hun BE-btw-nummer mede te delen wordt geschrapt. Voortaan moeten zij, zoals iedere belastingplichtige, aan de aannemer wel hun btw-nummer mededelen, doch zij moeten tevens melden dat zij niet voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de verleggingsregel. U voelt met de ellebogen aan dat dit in de praktijk niet zal gebeuren. Om de aannemer toch van zijn aansprakelijkheid voor het niet aanrekenen van btw te vrijwaren, moet hij in de toekomst volgende vermelding op zijn factuur zetten:

“Verlegging van heffing. Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de factuur, wordt de afnemer geacht te erkennen dat hij een belastingplichtige is gehouden tot de indiening van periodieke aangiften. Als die voorwaarde niet vervuld is, is de afnemer ten aanzien van die voorwaarde aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten.″.

Strikt genomen moet de aannemer deze vermelding enkel opnemen op facturen gericht aan “kleine ondernemingen” en “forfaitaire landbouwers”, maar in de praktijk is het aan te bevelen deze tekst altijd te vermelden wanneer u de btw verlegt.

Men maakt van de gelegenheid tevens gebruik om de verleggingsregel uit te breiden naar alle buitenlandse afnemers die voor btw geregistreerd zijn in België. De verleggingsregel zal dus gelden zowel t.a.v. zij die een btw-nummer met aansprakelijke vertegenwoordiger hebben (AVI) als t.a.v. zij die ‘slechts’ een zgn. rechtstreekse btw-identificatie hebben (RBI).

BUITEN BELGIË

Merk op dat de voormelde verleggingsregel van KB nr. 1, art. 20 enkel geldt indien de bedoelde werken in onroerende staat plaatsvinden op Belgisch grondgebied. Indien de werken plaatsvinden buiten België dan gelden de btw-regels van het land waar het onroerend goed ligt. Men zal dan steeds moeten nakijken of, en onder welke voorwaarden, de lokale btw al dan niet kan worden verlegd. Mogelijks zal men zich voor btw moeten registeren in dat land.

BUITENLANDSE AANNEMERS

Buitenlandse aannemers die werken in onroerende staat verrichten in België, kunnen geen gebruik maken van de verleggingsregel van KB nr. 1, art. 20. Mogelijk kunnen zij wel gebruik maken van onze lokale verleggingsregel van art. 51, §2, 5° WBTW, maar aan die regel wordt (voorlopig?) niets gewijzigd. Dit betekent dat buitenlandse aannemers die de btw willen verleggen nog steeds moeten nagaan of hun in België gevestigde afnemer periodieke btw-aangiftes indient, of dat hun in het buitenland gevestigde afnemer een aansprakelijke vertegenwoordiger in België heeft.

Aangifte ‘kosten eigen aan werkgever’ verandert vanaf inkomstenjaar 2022

Als werkgever kan je gebruikmaken van forfaitaire en werkelijke onkostenvergoedingen. Die vergoedingen kan je ingeven als aftrekbare beroepskost als ze worden vermeld op de fiscale fiche van de betrokken werknemer(s). De fiscus wil nu een beter overzicht krijgen over de bedragen van ‘kosten eigen aan de werkgever’ die werkgevers toekennen aan hun personeel. Er werd daarom een nieuwe fiscale regelgeving afgesloten waarin een verruimde ficheverplichting wordt geïntroduceerd.

Vrouw met uitleg

Huidige ficheverplichtingen

Vandaag geldt er voor werkgevers die onkostenvergoedingen toekennen aan hun werknemers een meldingsplicht. Zo moet je jaarlijks aangeven welk type terugbetalingen plaatsvonden in het betrokken inkomstenjaar op de fiche 281.10. Hiervoor pas je een van de volgende drie opties toe, afhankelijk van de wijze waarop je als werkgever de kosten vergoedt:

VermeldingBedrag vermelden?
Mogelijkheid 1: kostenvergoeding die is vastgesteld op basis van werkelijke en bewezen kosten.
(Bijvoorbeeld facturen, btw-bonnetjes, parkeertickets ...)
Ja - bewijsstukken Nee

Mogelijkheid 2: forfaitaire onkostenvergoeding die is vastgesteld volgens ernstige en met elkaar overeenstemmende normen. 

Hierbij wordt de onkostenvergoeding gebaseerd op een door de fiscus voorziene forfaitaire raming (bijvoorbeeld verblijfskosten voor dienstreizen in België of het buitenland).
Ja – ernstige normen Nee

Mogelijkheid 3: forfaitaire onkostenvergoeding die niet is vastgesteld volgens ernstige en met elkaar overeenstemmende normen.

In dit geval betaal je als werkgever een forfait zonder een raming die door de fiscus is voorzien. In de praktijk werkt men soms op basis van een gemiddeld bedrag. We raden aan om alsnog bewijzen bij te houden die de bedragen kunnen staven bij een controle door de fiscus.

Ja

Momenteel moeten werkgevers enkel in het derde geval (‘forfaitaire vergoedingen die niet op basis van overeenkomstig ernstige normen worden toegekend’) het bedrag vermelden. Voor de eerste twee categorieën is dit niet nodig. Alle kostenvergoedingen moeten bovendien ook allemaal op één lijn vermeld worden (vak 17, onderdeel b voor fiche 281.10 en vak 20 voor fiche 281.20).

Betaal je op jaarbasis verschillende vergoedingen die op verschillende manieren werden vastgesteld? Dan moet er een combinatie van de bovenstaande meldingen worden aangegeven.

Ficheverplichting vanaf inkomstenjaar 2021

Vanaf inkomstenjaar 2021 verandert er voor de meldingsplicht op de fiscale fiche inhoudelijk niets. De opmaak van de pagina verandert wel. Terugbetaalde kosten zullen anders worden vermeld: per type vergoeding wordt er een andere lijn weergegeven in plaats van één lijn voor de drie categorieën.

Vraagteken

Vanaf inkomstenjaar 2022: ruimere ficheverplichting

Vanaf inkomstenjaar 2022 moeten werkgevers wel rekening houden met een inhoudelijke nieuwigheid. De nieuwe, ruimere rapportering geldt voor alle onkostenvergoedingen (zowel de werkelijke als de forfaitaire) die vanaf 1 januari 2022 worden betaald.

Zo ben je verplicht om vanaf dan ook telkens het bedrag van de onkostenvergoeding te vermelden op de fiche 281.10. De fiscus zorgt op deze manier voor een transparantere wettelijke basis en kan zo extra controle uitoefenen op eventueel dubbel gebruik van onkostenvergoedingen.

Samengevat zijn dit de mogelijkheden op de fiscale fiche vanaf aanslagjaar 2023:

VermeldingBedrag vermelden?
Mogelijkheid 1: kostenvergoeding die is vastgesteld op basis van werkelijke en bewezen kosten. Ja - bewijsstukken Ja
Mogelijkheid 2: forfaitaire onkostenvergoeding die is vastgesteld volgens ernstige en met elkaar overeenstemmende normen. Ja – ernstige normen Ja
Mogelijkheid 3: forfaitaire onkostenvergoeding die niet is vastgesteld volgens ernstige en met elkaar overeenstemmende normen. / Ja

Goed om te weten: de nieuwe ficheverplichting geldt ook voor de vergoedingen die door een vennootschap aan haar bedrijfsleiders worden betaald als terugbetaling van ‘kosten eigen aan de werkgever’ (via fiche 281.20).

Wat betekent dit voor jou als werkgever?

Deze nieuwe wetgeving zal voor werkgevers mogelijks voor extra administratie zorgen. Soms zal er handmatig in de boekhouding moeten worden gezocht. Bovendien houd je vanaf 2022 het best alle terugbetalingen goed bij, wat soms moeilijker is dan je zou denken. Stel dat een van je medewerkers de kosten van broodjes voorschiet omdat een vergadering met klanten onverwachts uitloopt en de werkelijke kosten later worden terugbetaald. Ook in zo’n situaties moet je de onkostenvergoedingen strikt bijhouden.

Denk eraan: als je de bovenstaande verplichtingen niet respecteert, kan dat leiden tot een sanctie in de vorm van de niet-aftrekbaarheid als beroepskost en/of een administratieve geldboete.

Bron: Liantis

ITAA erkenning

Tellent BV is ITAA erkend als Tax Accountant onder nr 50.758.379 

Olivier Van Damme is ITAA erkend als Tax Accountant onder nr 11.242.502

Algemene en factuurvoorwaarden + Privacyverklaring

Klik hier voor de algemene en factuurvoorwaarden.

Klik hier voor de Privacyverklaring

Klik hier voor de Cookieverklaring

Contact Us

Kantoor: Kemzekedorp 34, B-9190 Kemzeke (Stekene) 
Telefoon: +32 (0)479 08 85 85 
E-Mail: Olivier.vandamme@tellent.be
Web: http://tellent.be